Wat betreft de houtsoort wordt voor structuren meestal naaldhout gebruikt (beste kwaliteit/prijs verhouding). Een loofhoutsoort zou echter ook kunnen. De behandeling hangt af van de risicoklasse. In dit specifieke geval is impregneren niet noodzakelijk aangezien het hier een risicoklasse II betreft en er geen permanent contact met water is. Voor deze risicoklasse is het zelfs niet noodzakelijk het hout te behandelen. Om op zeker te spelen kan u altijd kiezen voor een behandeling zoals voor buitenschrijnwerk.
De chloorconcentratie is te laag om de behandeling te beïnvloeden.
Een afwerkingslazuur is dus voldoende.
Voor de behandeling van de cederbekleding bestaan er kleurloze producten die u in 2 of 3 lagen aanbrengt. Het aanbrengen gebeurt ‘nat op nat’ (15 tot 30 minuten wachten). Men moet dus niet wachten tot de vorige laag droog is. Het product moet goed verdeeld worden over de oppervlakte en er mogen geen plaatsen zijn met teveel product omdat dit een film veroorzaakt. Het herhalen van de behandeling hangt voornamelijk af van de blootstelling van de gevel aan de weersomstandigheden. Men mag er vanuit gaan dat als de kleur begint te veranderen het tijd is voor een nieuwe behandeling. De uiteindelijke kleur die men bekomt met dit product komt overeen met die van nat hout dus iets donkerder. Opgelet: dit product mag niet onmiddellijk op de ceder worden aangebracht, men moet enkele maanden tot zelfs een jaar wachten. Ondertussen moet u het hout laten vergrijzen maar geen nood. Er bestaat een behandeling die het hout zijn oorspronkelijke kleur terug geeft en die gemakkelijk aan te brengen is.
Vermits een houten vloerbedekking vochtgevoelig is, dient men rekening te houden met het risico op aanvoer van vocht uit de ondergrond.
In geval van een betonvloer op zand of volle grond wordt daartoe, indien de vloer zich op de gelijkvloerse verdieping bevindt, net onder de dekvloer een vochtscherm (polyethyleen van 0.2 mm) in de vloeropbouw voorzien. De overlapping tussen de banen bedraagt min. 200 mm. Aan de randen wordt de folie ten minste tot aan de bovenkant van de vloerbedekking opgetrokken.
Op het vochtscherm, kan een isolatie bv een poyurethaan laag van 5 tot 6 cm voorzien worden. Op de isolatielaag moet de betonchape komen met een dikte van MIN. 5cm en, in uw geval, van 7 tot 8 cm. De plankenvloer kan op de betonchape gelijmd worden als de chape droog is (MIN. 2.5% vochtigheid).
Het percentage relatieve vochtigheid van het hout moet tussen 7 en 11% zijn.
Oregon pine of Douglas is,op botanisch vlak, dezelfde houtsoort: Pseudotsuga menziesii. De duurzaamheid van deze houtsoort is 3. 3 betekent dat de duurzaamheid van de houtsoort tussen 10 en 15 jaren is in contact met de grond. Het gaat hier wel om een duurzaamheid gemeten in extreme omstandigheden, namelijk in contact met de grond; in gunstigere omstandigheden mag men een hogere duurzaamheid verwachten. In uw geval, bevindt het timmerwerk zich in veel betere omstandigheden en de levensduur van een houtsoort is veel groter als de houtsoort een relatief vochtpercentage onder 20% heeft. Als het timmerwerk goed geplaatst is, is er absoluut geen risico op problemen. Dat is gebruikelijk om eeuwenoud timmerwerk te zien.
Bovendien is uw hout gedrenkt! Een tijdelijke bevochtiging van het hout is zelfs mogelijk, bv na een probleem in uw dak, en uw hout zal niet aangetast worden. Met de natuurlijke ventilatie in uw dak zal het hout vlug gedroogd worden als het probleem opgelost wordt! Als de gipskartonplaten een goede ventilatie van het hout niet verhinderen, is er geen risico.
Een behandeling is niet noodzakelijk omdat ceder duurzaam genoeg is. Het behoort tot duurzaamheidsklasse 2 (de duurzaamheidsklassen gaan van 1 tot 5, 1 is het beste, 5 het slechtste). Voor een buitengebruik moet de duurzaamheid van de houtsoort (zonder behandeling) tussen 1 en 3 liggen. De lijst met geschikte houtsoorten voor buitentoepassingen is HIER
Op technisch vlak is ceder zeker duurzaam genoeg om in aanmerking te komen voor ramen. Houd er rekening mee dat ceder een zachte houtsoort is en daardoor gevoelig is voor stoten. Harde voorwerpen kunnen een deuk achterlaten in het hout.
Ceder mag dus voor ramen gebruikt worden maar we raden aan om hardere houtsoorten te overwegen. De lijst met geschikte houtsoorten voor buitentoepassingen is HIER
We raden sterk af om spaanplaat als vloerbedekking te gebruiken. De laminaatlaag is niet hard genoeg om het als slijtlaag te gebruiken.
De theorie klinkt als volgt: de warmteweerstand R geeft de isolerende werking van een plankenvloer weer. Deze weerstand wordt bepaald door de warmtegeleiding (l) van de gebruikte houtsoort en van de dikte (d) van het parket of de plaat.
De warmteweerstand wordt dus als volgt berekend: R(m²K/W²)=Sd(m)/l(W/m.K).
De warmteweerstand van de vloerbedekking (inclusief de eventuele geluidisolatie) boven het verwarmingssysteem mag de 0,18 m²K/W niet overschrijden.
Voorbeeld met een spaanplaat van 18 mm met een volumieke massa van 600 kg/m³ (l=0,12):
R=0,018/0,12 = 0,15
Voorbeeld met een spaanplaat van 18 mm met een volumieke massa van 900 kg/m³ (l=0,18):
R=0,018/0,18 = 0,10
In theorie is het gebruik van een spaanplaat in combinatie met een verwarmingssysteem dus mogelijk. In dat geval is het tweede voorbeeld de beste optie. Maar een spaanplaat met laminaatafwerking is niet geschikt voor dit gebruik.
OSB staat voor ‘Oriented Stand Board’ en ESB voor ‘Elka Strong Board’. ESB-platen zijn gemaakt op basis van fijnere houtstukjes dan OSB waardoor de textuur fijner en de oppervlakte gladder zijn. Ze zijn ook lichter. De hardheid (600 tot 630 kg/m³) ligt lager dan bij OSB. Op elastisch vlak zijn beide platen vergelijkbaar (tussen 14 en 18 N/mm²). De transversale trekweerstand van ESB-platen (0.45N/mm²) ligt wel 40% hoger dan bij OSB. In contact met water zwellen ESB-platen minder. Meer info op www.esb-platte.de.